Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [21]Waarzegging [22]is op de lippen des konings; [23]zijn mond [24]zal niet overtreden [25]in het gericht. 21. Het Hebreeuwse woord kesem betekent meest bijgelovige en ongeoorloofde waarzegging en toekomende en verborgen zaken, uit dingen die niet vast gaan, ja duivels zijn, gelijk Num.22:7, en Num.23:23; Deut.18:10; 2 Kon.17:17; Jer.14:14; Ezech.13:6; maar hier wordt het genomen voor de gissing, die uit zekere, vaste en scherpzinnige aanmerking voortkomt. Zodanige is geweest in David; 2 Sam.14:20, en in Salomo; 1 Kon.3:24, enz. 22. Anders: zij. 23. Namelijk, de mond van een wijzen en godvruchtigen koning. 24. Anders: overtreedt niet, enz. 25. Dat is, in het uitspreken van het recht en in het vonnissen, daartoe gezeten zijnde op den rechterstoel.